Het uitgangspunt van de box 3-belasting zou moeten zijn: je betaalt belasting over het behaalde rendement op je spaartegoeden en beleggingen. Geen (positief) rendement betekent ook geen aanslag. De fiscus denkt daar anders over. Zo moesten spaarders afgelopen jaren belasting betalen over opbrengsten die ze, gezien de ultralage spaarrentes, nooit hadden behaald. De rechter moest er aan te pas komen om die fout terug te draaien; wie tijdig bezwaar maakte, kreeg de te veel betaalde belasting terug.
Voor huishoudens die een deel van hun vermogen beleggen, speelt eenzelfde probleem. De Belastingdienst blijkt niet in staat om de rendementen van iedereen precies te becijferen en gaat daarom jaarlijks uit van een bepaald percentage (dat per jaar kan verschillen). De rechter oordeelde eerder dat dit rendement de werkelijkheid zo dicht mogelijk moet benaderen, maar daar lijkt de fiscus geen gehoor aan te geven.
Voor 2022 gaat de Belastingdienst ervan uit dat huishoudens ruim 5,5 procent rendement hebben behaald op hun beleggingen. Dat staat in schril contrast met cijfers van DNB waaruit blijkt dat beleggers in 2022 een gemiddeld vermogensverlies van 14 procent hebben moeten slikken.
De VEB vindt die handelwijze in strijd met de uitgangspunten die de wetgever heeft gesteld voor vermogensrendementsheffing en overweegt een gang naar de rechter om een eerlijke behandeling van beleggers af te dwingen.
Klikt u hier voor meer informatie.